Vegetatie op dijken

De begroeiing van dijken kan uiteenlopen van een monotone grasmat met enkele grassoorten tot een sterk gevarieerde vegetatie met vele grassoorten en een relatief groot aandeel aan kruiden. De vegetatiesamenstelling wordt onder meer bepaald door het substraat en het beheer. Verschillen in vegetatiesamenstelling komen tot uiting in vegetatietypen. Verschillende vegetatietypen vertonen verschillen in bedekking en doorworteling.

Wanneer het vegetatietype bekend is, is ook, bij benadering, de kwaliteit van de grasmat bekend. Desondanks kan het nodig zijn in het veld de civieltechnische kwaliteit van de grasmat te meten, bijvoorbeeld bij twijfel aan een voldoende erosiebestendigheid als gevolg van de jonge leeftijd van de grasmat na een dijkverbetering of het gevoerde beheer.

Mogelijke vegetatietypen

In Voorschriften Toetsen op Veiligheid 2006 (VTV2006) zijn acht vegetatietypen weergegeven die (onder normale omstandigheden) kunnen voorkomen op dijken.

Tabel 1. Mogelijke vegetatietypen op de dijken met cluster, vegetatietype en omschrijving, indicatie van beheer, bedekking, doorworteling en kwaliteit van de graszode.

Cluster Vegtype Omschrijving Beheer Bedekking Doorworteling Kwaliteit graszode
Pionier P Pioniervegetatie D Matig-slecht Slecht Slecht
Weiland W1 Beemdgras-raaigrasweide D/C Goed Slecht Slecht
W2 Soortenarme kamgrasweide B Goed Matig Matig
W3 Soortenrijke kamgrasweide A Redelijk Goed Goed
Ruigte Ru Ruigte/ruig hooiland D Zeer slecht Zeer slecht Zeer slecht
Hooiland H1 Soortenarm hooiland D Slecht Slecht Slecht
H2 Minder soortenarm hooiland B Matig Matig Matig
H3 Soortenrijk hooiland A Redelijk Goed Goed
Tijdelijk Rz1 Soortenarm Rood zwenkgras grasland D/C Slecht Slecht Slecht
Rz2 Matig soortenrijk Rood zwenkgras grasland B Matig Matig Matig
Rz3 Soortenrijk Rood zwenkgras grasland A Redelijk Goed Goed
Rb1 Soortenarm Ruw beemdgras grasland D/C Slecht Slecht Slecht
Rb2 Matig soortenrijk Ruw beemdgras grasland B Matig Matig Matig

Normaliter wordt de vegetatie op gemaaide taluds gerekend tot de typen H1 soortenarm hooiland, H2 minder soortenarm hooiland of H3 soortenrijk hooiland en wordt de vegetatie in de weilanden gerekend tot de typen W1 beemdgras-raaigrasweide, W2 soortenarme kamgrasweide of W3 soortenrijke kamgrasweide. Deze indeling gaat op voor oudere graslanden die reeds lang (minimaal 5 jaar) op dezelfde manier worden beheerd.
Onderzoek heeft ertoe geleid dat voor elk vegetatietype een indicatie voor de kwaliteit van de graszode kan worden gegeven.
Twee belangrijke parameters hierbij zijn de bedekking van de bodem door de vegetatie en de worteldichtheid in de bovenste 20 cm van het bodemprofiel (zie tabel 1).

Goed ontwikkelde vegetatietypen hebben een optimaal beheer (instandhoudingsbeheer). Slecht of matig ontwikkelde vegetatietypen kunnen door een optimaal beheer worden omgevormd tot beter ontwikkelde vegetatietypen (ontwikkelingsbeheer).

Tijdelijke vegetatietypen
Een aantal recent verbeterde dijktaluds heeft een zodanige soortensamenstelling dat ze (nog) niet zijn in te delen bij een van de acht bovengenoemde vegetatietypen. Op basis van de dominante grassoort (resp. Rood zwenkgras en Ruw beemdgras) en de soortenrijkdom zijn op deze dijktaluds nog vijf vegetatietypen onderscheiden zodat in het totaal 13 vegetatietypen kunnen worden aangetroffen op dijken (zie tabel 1). In tabel 1 is tevens een indicatie gegeven van de kwaliteit van de zode van deze vegetatietypen, gebaseerd op het beheer, de bedekking en de doorworteling. Het beheer zal bepalen hoe de vegetatie op deze recent verbeterde dijktaluds zich verder zal ontwikkelen, welke grassoort gaat domineren en welk vegetatietype er uiteindelijk zal ontstaan.