In onderstaande tabel is de gemiddeld kans op een goede, matige en slechte civieltechnische kwaliteit bij de verschillende beheervormen weergegeven.
In de laatste kolom zijn de kansen op een slechte en zeer slechte civieltechnische kwaliteit gesommeerd en als één categorie slecht beschouwd.
Tabel 1. Relatie tussen beheer en civieltechnische kwaliteit uitgedrukt in kansen.
Beheer | Beheer | Kans op goede civieltechnische kwaliteit | Kans op matige civieltechnische kwaliteit | Kans op slechte civieltechnische kwaliteit |
2xM+a | tweemaal maaien per jaar | 25% | 27% | 18% |
1xM+a-lt | eenmaal maaien per jaar | 62% | 38% | 0% |
2xWs | wisselbeweiding met schapen | 33% | 24% | 43% |
Ws-int | korte, intensieve beweiding met schapen | 8% | 23% | 69% |
Ws-ext | continue, extensieve beweiding met schapen | 22% | 33% | 45% |
2xWj | wisselbeweiding met jongvee | 38% | 26% | 36% |
Wk-ext | extensieve beweiding met koeien + bemesting | 13% | 6% | 81% |
De kans op een goede civieltechnische kwaliteit is met 62% het hoogst bij eenmaal maaien per jaar in het najaar en met 13% het laagst bij extensieve beweiding met koeien met bemesting. De kans op een slechte civieltechnische kwaliteit is met 81% het hoogst bij extensieve beweiding met koeien met bemesting en met 0% verreweg het laagst bij eenmaal maaien per jaar in het najaar.
Eenmaal maaien per jaar in het najaar vindt met name plaats op gespaarde, steile taluds met een toplaag van zandige klei. Dit geeft een enigszins vertekend beeld.
Bij vergelijking van de meest voorkomende beheervormen tweemaal maaien met afvoer van het maaisel en wisselbeweiding met schapen is zowel de kans op een goede civieltechnische kwaliteit als de kans op een slechte civieltechnische kwaliteit bij wisselbeweiding met schapen hoger dan bij het maaibeheer.
Wisselbeweiding met jongvee scoort relatief goed maar wordt niet (meer) toegelaten op dijken omdat betreding door jongvee de taluds beschadigt.