Bedreigingen

De dijkbegroeiing levert een belangrijke bijdrage aan de erosiebestendigheid van het dijktalud. Daarom is het belangrijk dat de dijkbegroeiing het gehele jaar gesloten is en de toplaag van de taluds goed doorworteld is.
De civieltechnische kwaliteit van de dijkbegroeiing is onder meer afhankelijk van de bodemsamenstelling, de expositie ten opzichte van de zon en het beheer (zie ook Dijkbeheer).
Ook de aanwezigheid van diersoorten die de zode aantasten kan lokaal de civieltechnische kwaliteit van de dijkbegroeiing ondermijnen. Zo kunnen woelmuizen en mollen de zode aantasten wanneer ze in groten getale aanwezig zijn. Woelmuizen graven hun gangen in en net onder de zode terwijl mollen lokaal grote hopen dijksubstraat kunnen opwerpen (molshopen), waardoor er lokaal open plekken ontstaan, terwijl ze soms ook lange, oppervlakkige gangen graven.

Locaties met veel oppervlakkige graverij door woelmuizen en mollen zijn gevoelig voor erosie door langsstromend en golvend water. Ook het schurend effect van aangespoeld materiaal kan op plekken met veel graverij tot schade leiden.
Ook muskusratten kunnen een dijktalud flink ondergraven. Zeker wanneer uitgebreide gangenstelsels ontstaan kan schade aan het dijktalud optreden.
Sporadisch worden in dijktaluds, en dan met name in de teen van de dijk, holen van bevers aangetroffen. Dit doet zich voornamelijk voor op dijken grenzend aan natuurgebieden.