De dijken worden op verschillende manieren beheerd. Het beheer is bepalend voor de samenstelling van de dijkbegroeiing en daarmee voor de erosiebestendigheid.
De meeste dijken worden gemaaid. Hierbij zijn zowel de maaifrequentie als de maaitijdstippen van groot belang. Te vaak maaien verlaagt op den duur de soortsdiversiteit en is bovendien duur. Bij te weinig maaien kan verruiging optreden wat ook ten koste gaat van de soortsdiversiteit en waardoor de erosiebestendigheid van de zode sterk kan afnemen. Te vroeg maaien voorkomt bloei en zaadzetting waardoor de soortenrijkdom daalt. Bij te laat maaien kan verruiging optreden.
Veel dijken worden beweid met schapen, meestal binnen een vast raster maar steeds vaker ook binnen een tijdelijk raster. Op sommige dijktrajecten wordt beweid met een schaapskudde, al dan niet met een herder.
Mogelijke beheervormen
In tabel 1 zijn de zeven beheervormen weergegeven die normaliter worden aangetroffen op dijken (uit VTV 2006; anon. 2006). Onderzoek heeft ertoe geleid dat voor elke beheervorm een indicatie voor de kwaliteit van de graszode kan worden gegeven. Twee belangrijke parameters hierbij zijn de bedekking van de bodem door de vegetatie en de worteldichtheid in de bovenste 20 cm van het bodemprofiel.
Tabel 1. Mogelijke beheervormen met indicatie van bemesting, bedekking, doorworteling en kwaliteit van de graszode.
Categorie | Beheer | Bemesting kg N/ha/jr |
Bedekking % |
Doorworteling | Kwaliteit graszode |
A | Maaien+afvoer maaisel | 0 | > 70 | Veel dikke en dunne wortels in laag 0-15 cm | Goed |
Periodiek beweiden | 0 | > 70 | Veel dikke en dunne wortels in laag 0-15 cm | Goed | |
B | Beweiden | > 70 | > 85 | Veel dunne wortels in laag 0-8 cm | Matig |
Gazonbeheer | 0 | > 85 | Veel dunne wortels in laag 0-8 cm | Matig | |
C | Beweiden | > 70 | > 85 | Weinig dunne wortels in laag 0-5 cm | Slecht |
D | Maaien+afvoer maaisel | 70-125 | < 60 | Enkele dikke wortels in laag 0-15 cm | Slecht |
Maaien-afvoer maaisel | 0 | < 60 | Enkele dikke wortels in laag 0-15 cm | Slecht |
De vegetatiesamenstelling op dijken vertoont een sterke relatie met het toegepaste beheer. Via deze relatie met de vegetatie geeft het beheer een indicatie van de kwaliteit van de graszode die voornamelijk wordt bepaald door de bedekking van de bodem op maaiveldniveau door de vegetatie en de worteldichtheid in de bovenste 20 cm van de bodem.
De bovengrondse delen van de planten op maaiveldniveau (0-2 cm hoogte) vormen tezamen de bedekking van de bodem door de dijkbegroeiing. Een bedekking van 70% tot 85% is matig, een bedekking hoger dan 85% is goed en een bedekking lager dan 70% is slecht (gemeten in het vroege voorjaar).
Alle plantensoorten hebben een specifiek wortelstelsel. Sommige planten wortelen diep, andere ondiep en weer andere zijn intermediair. Een grote soortenrijkdom levert een veelheid aan verschillende wortelstelsels en daardoor in totaal een goede doorworteling met een hoge worteldichtheid, zowel aan de oppervlakte als in diepere bodemlagen.
Ondanks een gunstige bodemsamenstelling en een goed natuurtechnische beheer kan de kwaliteit van de grasmat achterblijven. In deze gevallen kan de kwaliteit van de grasmat worden getoetst door meting van een aantal parameters die de civieltechnische kwaliteit bepalen.
Maaibeheer en beweiding leiden tot een verschillend wortelprofiel
De linkerfoto is een link naar de situatie bij maaibeheer, de rechterfoto naar seizoenbeweiding door schapen. Van de 5 potten bevat de meest linkse pot de wortels van de laag 0-10 cm beneden maaiveld en de meest rechtse pot van de laag 40-50 cm beneden maaiveld.
Vooral seizoenbeweiding met schapen levert een compleet ander beeld op dan maaibeheer. In een grote beweidingseenheid op dijkvak Wamel is tussen de dijkpalen ND294 en ND296 op het binnentalud een maaivak uitgerasterd (zie foto’s hierboven). Hier is goed te zien wat het effect is van enerzijds seizoenbeweiding met schapen en anderzijds maaien in juni en nabeweiden of namaaien in september. Voor de situatie in 2015, zie:
Situatie in dijkvak Wamel in juli 2015.
Maatwerk
In de Ooijpolder bij Nijmegen levert agrarisch natuurvereniging De Ploegdriever maatwerk in het dijkbeheer. De meest bloemrijke delen van de dijktaluds zijn in 2013 en 2015 niet gemaaid tijdens de voorjaarsmaaibeurt en wel tijdens de najaarsmaaibeurt.
Voor de situatie in 2015, zie:
Situatie in Ooijpolder in juli 2015.
De overige delen van de dijktaluds worden tweemaal per jaar gemaaid waarbij het maaisel als hooi wordt afgevoerd.
De bermen worden vroeg gemaaid door de gemeente en staan weer volop te bloeien als in juni de dijktaluds worden gemaaid. Zo zijn er altijd bloeiende planten aanwezig voor de rijke insektenfauna in de Ooijpolder.