Relatie tussen expositie en vegetatietype

In onderstaande tabel is de gemiddeld kans op de ‘goede’, ‘matige’ en ‘slechte’ vegetatietypen bij de verschillende exposities weergegeven. Oost- en westexpositie zijn samengevoegd. In de laatste kolom zijn de aandelen van de ‘slechte’ en ‘zeer slechte’ vegetatietypen gesommeerd en als één categorie ‘slecht’ beschouwd.

Tabel 1. Relatie tussen expositie en vegetatietype uitgedrukt in kansen.

Expositie Kans op goed vegetatietype Kans op matig vegetatietype Kans op slecht vegetatietype
Zuid 31% 53% 16%
Oost/west 18% 54% 28%
Noord 16% 57% 27%
Vlak (kruin) 9% 43% 48%

De kans op een ‘goede’ vegetatietype is met 31% het hoogst bij een zuidexpositie en met 9% het laagst op de vlakke kruin. De kans op een ‘slecht’ vegetatietype is met 48% het hoogst op de vlakke kruin en met 16% het laagst bij een zuidexpositie.

Relatie tussen expositie en soortensamenstelling
In onderstaande tabel is per expositie de gemiddelde soortenrijkdom, het gemiddeld aandeel van de zeldzamere, bedreigde en beschermde soorten en het gemiddeld aandeel van de ongewenste soorten (Akkerdistel, Ridderzuring en Grote brandnetel) weergegeven.

Tabel 2. Relatie tussen expositie en soortenrijkdom, gemiddeld aandeel van de zeldzamere,
bedreigde en beschermde soorten en het gemiddeld aandeel van de ongewenste soorten (Akkerdistel, Ridderzuring en Grote brandnetel).

Expositie Soortenrijkdom Zeldzamere soorten-% Rode Lijst soorten-% Beschermde soorten-% Ongewenste soorten-%
Zuid 36,9 3,45 3,18 0,22 1,77
Oost/west 33,4 1,93 1,96 0,07 2,63
Noord 32,3 1,58 2,67 0,10 2,69
Vlak (kruin) 24,8 1,04 0,67 0,02 2,06

De soortenrijkdom is het hoogst bij een zuidexpositie en het laagst op de vlakke kruin.
Ook het aandeel van de zeldzamere, de Rode Lijst en de beschermde soorten is het hoogst bij een zuidexpositie en het laagst op de vlakke kruin.
Het aandeel van de ongewenste soorten (Akkerdistel, Ridderzuring en Grote brandnetel) is het hoogst bij een noordexpositie en het laagst bij een zuidexpositie.